Vol naalden vliegt de lucht, vol priemend ijsgekertel, dat glinstert in de zon, en met den asemtocht gezwolgen, kilt en kerft de kele en ’t haargespertel, dat in de neuze temt den toevoer van de locht. ’t Is bijtend koud. Een spree van witheid, ongemeten, ’t zij waar ge uwe ogen vlucht, ligt overal gespreid; ’t is snee’ tot in uw huis, ’t komt snee’ door al de spleten; ’t is snee’, ’t is immer snee’, en al sneeuwwittigheid. De wind komt, wild en boos, gesnoeid uit alle gaten; geen ruste en wilt hij, eer hij eenmaal weten zal dat ’t volk verdwenen is, en hem wilt meester laten … ’t Is bijster, bijtend koud, en ’t wintert overal.
Guido Gezelle
(klikken op de laatste foto voor meer!)
Guido Gezelle
(klikken op de laatste foto voor meer!)